De Saen 075 - 617 39 11
Saendelft 088 - 343 73 43
Westerwatering 075 - 616 07 61

Ziekten

Ziekten

  • Artrose
  • Blaasontsteking
  • Braken
  • Chronisch nierfalen
  • Cytologisch onderzoek
  • Diarree
  • Hartruis
  • Jeuk is erger dan pijn
  • Mijn kat eet niet, wat nu?
  • Oorontsteking
  • Pathologisch onderzoek
  • Pre-anaesthetisch bloedonderzoek
  • Schildklierproblemen
  • Suikertekort
  • Suikerziekte
  • Urine opvangen
  • Vermageren van senioren katten
  • Voedselallergie
  • Vlooienallergie
  • Ziektekostenverzekering

Artrose

Artrose is de aftakeling van gewrichten. Dit is pijnlijk en onomkeerbaar.
Echter, de pijnlijke gevolgen hiervan kunnen worden behandeld en de snelheid van het aftakelen kan beïnvloedt worden.

Een gewricht verbindt twee botten met elkaar. Op de uiteinden van die botten zit een laagje kraakbeen. Dat kraakbeen is heel glad, zodat de gewrichten gemakkelijk kunnen buigen, draaien of strekken. Bij artrose is dit kraakbeen beschadigd. Hierdoor ondersteunt dit kraakbeen het lichaam minder en ontstaat pijn en ontsteking. Dit kan leiden tot een vicieuze cirkel:

  • De veroorzaakte ontsteking tast het kraakbeen verder aan
  • Door de pijn ontlast uw dier dit gewricht en hierdoor daalt de spierkracht. Hierdoor komt dus meer gewicht op het gewricht zelf.

Niet alle oorzaken van artrose zijn bekend, maar ontstekingen, groeiproblemen en overdreven belasting op het gewricht behoren tot de mogelijke oorzaken van artrose. Het treft vaak oudere dieren, maar het kan op elke leeftijd ontstaan. Het kan in alle gewrichten voorkomen maar dikwijls zijn het de heupen, de knieën, de ellebogen en de rug die door artrose als eerste worden aangetast.

Klachten die bij artrose voorkomen zijn: pijn, stijfheid, bewegingsbeperkingen, moeilijk springen, moeilijk opstaan, kreupel lopen en gedragsveranderingen. Vaak zijn de eerste tekenen heel subtiel.

Behandeling van artrose

De problemen veroorzaakt door artrose kunnen op verschillende punten worden aangepakt. Het effect van de behandeling is optimaal als alle punten worden aangepakt. Het PlusArtroseprogramma voorziet een jaar lang begeleiding door opgeleide assistentes die alle punten weten op te volgen en aan te pakken en zodoende een nieuwe levensstijl te creëren voor uw huisdier. De volgende punten spelen een rol bij de behandeling:

Het gewicht: Katten met artrose moeten zo slank mogelijk worden gehouden, zodat de belasting op de gewrichten wordt verminderd. Voor uitgebreid afvallen verwijzen we door naar ons gecombineerd afval/artrose programma.

Aangepaste beweging: Overbelasting van de gewrichten is slecht. Echter, beweging is heel belangrijk voor de gezondheid van de gewrichten en voor de spierkracht. Wat wel of niet kan, wordt aangepast voor elke kat. Algemeen kan gezegd worden dat alle wilde en plotse bewegingen slecht zijn en dat alle rustige repetitieve bewegingen goed zijn. Er mag bovendien enkel bewogen worden als de spieren niet moet zijn.

Pijn controleren: Hiervoor wordt een plan opgesteld. Katten laten pijn ontzettend slecht zien. Daarom is er voor ieder baasje met katten boven de acht jaar: doe deze test om te kijken of uw kat misschien artrose heeft! In overleg met de dierenarts kunnen pijnstillers of alternatieven hiervoor worden gebruikt.

Voedingssuplementen/Dieetvoer: Ter ondersteuning is er dieetvoeding of voedingssuplementen waaraan kraakbeen ondersteunende stoffen zijn toegevoegd, zoals omega-3-vetzuren, antioxidanten, glucosaminoglycoanen enzovoort. Er bestaan hier vele varianten op.

Fysiotherapie: Door middel van oefeningen en massages leert u zelf de spieropbouw te stimuleren en de pijn te verminderen.Vraag bij de balie voor de mogelijkheden en/of meer informatie.

Blaasontsteking

Ieder dier kan in zijn of haar leven een blaasontsteking krijgen. Dit kan veroorzaakt worden door kristallen in de urine (blaasgruis), door stress, door bacteriën of door processen in de blaas (tumoren en poliepen). Om de oorzaak uit te zoeken, en dus de goede therapie in te kunnen zetten, raden wij u aan altijd naar een dierenarts te gaan. Meestal kan door middel van een algemeen lichamelijk onderzoek en een urineonderzoek de oorzaak worden gevonden.

Urine verkrijgen bij een kat

Het beste is om urine op de praktijk te laten afnemen. De dierenarts prikt dan met een naald direct de blaas aan om schone urine te verkrijgen. Dit klinkt pijnlijk, maar katten reageren hier in het algemeen niet op. Het is de beste manier om schone urine te verkrijgen en zelfs noodzakelijk als er bacteriën gekweekt moeten worden.

Soms kan de urine (in overleg met de dierenarts) thuis opgevangen worden. Dit kan op twee manieren:

  • Op een schone kattenbak zonder korrels, waarbij er ook geen 'gruis' van de korrels meer in de bak mag liggen. De bak moet dus bijzonder goed schoongemaakt worden! De kat kan eventueel opgesloten worden met de bak in een kleine ruimte (bijv. de badkamer) totdat hij geplast heeft.
  • Met behulp van "Katkor". Dit zijn plastic kattenbakkorrels, die bij onze praktijk verkrijgbaar zijn. U legt ze in de goed schoongemaakte kattenbak in plaats van gewone kattenbakkorrels. De urine kunt u dan met het bijgeleverde pipetje opzuigen en bij ons inleveren. De urine mag niet ouder zijn dan twee uur en kunt u meenemen naar een consult of afgeven aan de balie.

Naast een algemeen onderzoek en een urineonderzoek, kan het nodig zijn om met echografisch onderzoek of een röntgenfoto de urinewegen in beeld te brengen.

Speciale voeding

Mogelijk wordt na de diagnose een speciaal dieet ingezet, Hill's s/d, c/d, c/d stress of Proplan PPVD UR Urinary. Dit is de enige voeding die de kat de komende tijd mag hebben. Afhankelijk van de aandoening moet dit dieet dagen tot weken gegeven worden. Bij blaasgruis moet regelmatig de urine worden gecontroleerd. Bij te snel overgaan op gewone voeding is de kans op terugkerende klachten groot. Sommige katten moeten levenslang op deze dieetvoeding blijven om klachten te voorkomen.

Meer drinken

Tenslotte is het belangrijk dat een kat met blaasontsteking (wat de oorzaak ook is) veel drinkt. De blaasontsteking is dan veel sneller over en het kan herhaling van de blaasproblemen voorkomen. Er zijn meerdere manieren om de wateropname te stimuleren:

Geef blikvoeding (indien uw kat dieetvoer krijgt, moet ook de blikvoeding van dit dieet zijn!). Blikvoer bevat zelf al veel meer water en u kunt hier makkelijk wat extra water doormengen. Begin met een klein beetje water toe te voegen en voer de hoeveelheid extra water langzaam op, anders bestaat de kans dat uw kat het voer niet wil eten. Warm water verhoogt de smakelijkheid van het voer, doordat er meer geur- en smaakstoffen vrijkomen. Water toevoegen aan brokvoeding heeft veel minder effect, omdat het water deels aan de vezels in de brokvoeding hecht en dan via de darmen in plaats van de blaas het lichaam verlaat.

Zet meerdere bakjes water verspreid door het huis neer en voeg aan een aantal een 'smaakje' toe: een scheut kattenmelk, wat kooknat van gekookt vlees of vis (zonder zout!) of een beetje gist.

Maak het water smakelijker door er "tonijnwater" doorheen te doen. Dit is het water wat in een blik "tonijn op water" te koop is in de supermarkt (niet op olie-basis). De tonijn zelf kunt u in de blender doen, met een halve liter kraanwater en invriezen als ijsklontjes. Zo kunt u iedere dag een ijsblokje in het drinkwater voor de kat leggen. Zorg dat het hele blokje onder water ligt. Het ijsblokje smelt en geeft een lekkere smaak aan het water.

Een drinkwaterfontein. Deze is verkrijgbaar in onze praktijk. Katten drinken graag schoon en stromend water. Het water in de fontein wordt gefilterd, waardoor het altijd schoon is. U moet regelmatig de filters vervangen. Ook deze filters zijn verkrijgbaar in onze praktijk. Zet nog wel op andere plekken drinkbakken neer, zodat de fontein niet de enige plek in huis is waar de kat kan drinken.

Sommige katten zijn dol op regenwater. U kunt dit, als het buiten regent, opvangen en aan de kat geven. Zet ook buiten altijd een bakje water neer.

Ververs het drinkwater regelmatig. Katten zijn dol op vers water! Sommigen hebben voorkeur voor gedestilleerd, gefilterd of bronwater. Of laat een beetje schoon water staan in de gootsteen, douche of badkuip. Sommige katten houden van een vol drinkbakje, sommige van een klein laagje water op een schoteltje. Probeer uit te vinden wat uw kat het prettigst vindt.

Het beste is meerdere van deze tips tegelijk toe te passen en te kijken wat het beste bij uw kat werkt.

Bij vragen kunt u altijd contact opnemen met één van onze PlusDierenklinieken!

Braken

Dieren braken gemakkelijker en sneller dan mensen. Zo kan gulzig eten al braken opwekken. Braken kan gebeuren op de meest verschillende momenten: op nuchtere maag of vlak na het eten. Uren na de maaltijd kan zelfs nog onverteerd voedsel worden uitgebraakt. Geel of wit slijm (gal en/of maagsappen) wordt uitgebraakt bij een lege maag. Soms kan bij het braken een bloedvaatje springen, zodat er een sliertje bloed bij het braaksel zit. Is het braaksel puur bloederig dan kan er sprake zijn van een ernstige ontsteking of bijvoorbeeld een ingeslikt scherp voorwerp.

Wanneer is het verstandig naar de dierenarts te gaan?

Een keer braken is geen reden tot bezorgdheid. Soms houdt het maar niet op en blijft het dier meerdere keren per dag braken. Het is dan belangrijk om het braken zo spoedig mogelijk te stoppen. Zo krijgen maag en darmen de gelegenheid om tot rust te komen. Een sliertje bloed in het braaksel is ook niet direct reden tot bezorgdheid. Is het braaksel echter puur bloederig, dan kan er sprake zijn van een ernstige ontsteking, een maagzweer of bijvoorbeeld een ingeslikt, scherp voorwerp.

Een bezoek aan de dierenarts is aan te raden. Deze kan vaststellen door algemeen onderzoek en eventueel een röntgenfoto, echografisch onderzoek, ontlastings- en/of bloedonderzoek, of de oorzaak gelegen is in het maagdarmkanaal (onder andere een infectie door wormen, virusinfectie, verstopping, maagzweer, tumor) of daarbuiten (onder andere leverfalen, nierfalen, alvleesklierontsteking.)

Behandeling

In veel gevallen wordt de therapie gestart met een injectie en/of tabletten om het braken te stoppen. Deze dienen een half uur voor het eten ingegeven te worden, zodat het maag-/darmkanaal even tot rust komt, voordat er voedsel in komt. Meestal zal het dier ook ontwormd worden, indien dat niet zeer recent gedaan is.

Dieetvoeding

Naast het stoppen van braken, is het tijdelijk aanpassen van het dieet heel belangrijk. Het dieet moet licht verteerbaar zijn voor maag en darmen en de juiste eiwitten en voedingsstoffen bevatten. Gekookte kip en rijst is misschien wel lichtverteerbaar, maar bevat ook zeer weinig voedingsstoffen! Een brakend dier eet vaak al nauwelijks en neemt ook nog weinig voedingsstoffen op. Het is dus extra belangrijk om een hoog-energetische voeding te geven zoals Hills i/d of Proplan PPVD EN Gastrointestinal. Deze dieetvoedingen zijn verkrijgbaar bij de dierenarts.

Jonge dieren

Pups, kittens e.d. hebben minder reserves in vergelijking tot volwassen dieren. Deze adviseren wij dan ook sneller om langs te komen. Kijk het niet te lang aan. Het is beter om een afspraak te maken om uw dier te laten onderzoeken. Wanneer kunt u het wel aankijken? Als hij/zij slechts enkele keren heeft gebraakt (twee tot drie keer), niet lusteloos en/of sloom is, geen diarree heeft en hij/zij gewoon eet en drinkt. Bij jonge dieren is het zeker belangrijk om goed te ontwormen en de vochtopname in de gaten te houden.

Algemene richtlijnen met betrekking tot eten en drinken bij braakklachten

Eerste dag:

Op de eerste dag geeft u speciale voeding voor maag-darmklachten, zoals Hills i/d of Proplan Gastrointestinal. Dit geeft u in kleine porties verdeeld over de dag. Water mag gewoon aangeboden worden, mits in kleine hoeveelheden. Indien dat water echter kort na het geven steeds weer wordt uitgebraakt, kan het beter tijdelijk (twee uur) worden weggehaald. Daarna kunt u ook water in kleine hoeveelheden aanbieden en dit eventueel vermengen met wat rijstenat of "Rehydration Support". De "Rehydration Support" zorgt ervoor dat de kat wat extra voedingsstoffen en zouten binnenkrijgt, waardoor hij gemakkelijker vocht vasthoudt (bij braken verliezen ze namelijk veel vocht).

Tweede dag:

Als het goed gaat met de hond of kat, verminder dan het aantal maaltijden per dag en geef per portie meer van de dieetvoeding.

Derde dag:

Idem als tweede dag.

Vierde tot zevende dag:

Langzaam kunt u de dieetvoeding verminderen en tegelijkertijd het gebruikelijke voer vermeerderen.

Sommige dieren hebben snel en vaak maagdarmklachten. Dit kan te maken hebben met voedselintolerantie of voedselallergie. De hierboven genoemde dieetvoedingen zijn volledige voedingen en dus mag een dier dit desgewenst levenslang krijgen.

Medicijnen kunnen ook braken veroorzaken of maagdarmklachten verergeren. Daarom is het belangrijk om aan de assistente of dierenarts te melden of uw dier medicijnen krijgt. Soms is het namelijk beter om daar (tijdelijk) mee te stoppen, totdat de braakklachten over zijn.

Bij vragen kunt u altijd contact opnemen met één van onze PlusDierenklinieken.

Chronisch nierfalen

Nieren en hun werking

De nieren zijn de meest doorbloede organen in het lichaam. Het totale bloedvolume stroomt er meerdere keren per dag doorheen. Ze hebben als hoofdtaak het bloed te filteren van afvalstoffen en deze uit te scheiden in de urine. De nier kan de urine ook meer of minder concentreren naar behoefte en op die manier de waterhuishouding in het lichaam reguleren. Verder is de nier bij de botstofwisseling en de aanmaak van hormonen betrokken.

Wat is chronisch nierfalen (nierinsufficiëntie)?

Chronische nierinsufficiëntie (CNI) is het proces waarbij de nierfunctie over langere tijd steeds verder afneemt. De nieren kunnen daardoor hun functie niet meer goed uitoefenen. Hierdoor hopen afvalstoffen in het bloed op en worden patiënten uiteindelijk misselijk. Tevens kan de nier minder goed de urine concentreren. Dit proces kan al langere tijd (maanden tot jaren) sluimerend aanwezig zijn voordat er verschijnselen optreden die een eigenaar opmerkt. Pas wanneer er meer dan 75% van de nierfunctie verloren is gegaan, gaan dieren verschijnselen vertonen van chronisch nierfalen. Door het sluipende karakter is het ook vaak lastig om de onderliggende oorzaak vast te stellen. CNI komt voor bij honden en katten van alle leeftijden en geslachten, maar het treft vooral oudere dieren. Het risico neemt dan ook toe met de leeftijd. Bepaalde rassen bij zowel hond als kat zijn vatbaarder voor CNI. Het is bovendien één van de belangrijkste doodsoorzaken bij oudere katten.

Verschijnselen van chronische nierinsufficiëntie:

  • Vroeg stadium: gebrek aan eetlust, zwakte, lusteloosheid, gewichtsverlies en uitdroging. Meer drinken en meer plassen komt ook wel voor in het vroege stadium.
  • Meer gevorderd stadium: braken, slechte ademgeur, slecht verzorgde vacht.

Er zijn aandoeningen die CNI kunnen veroorzaken, ook al zijn deze primaire oorzaken van CNI vaak niet meer te achterhalen. Oorzaken van CNI kunnen zijn:

  • Leeftijdsgebonden processen
  • Bacteriën of virussen
  • Hoge bloeddruk
  • Oorzaken vanuit het immuunsysteem
  • Tumoren
  • Giftige stoffen voor de nier (ook wel nefrotoxische stoffen genoemd)

Preventief onderzoek

Door middel van (preventief) onderzoek kunnen we schade aan de nieren bepalen:

Urine-onderzoek: hiermee zijn het concentratievermogen, de aanwezigheid van eiwitten, bacteriën en ontstekingscellen in de urine te bepalen. Deze waarden kunnen een duidelijke indicatie geven over de schade aan de nieren. Daarom is dit tevens een belangrijk onderdeel om na de diagnose met regelmaat te herhalen om de nierfunctie te evalueren.

Bloedonderzoek: hiermee zijn nierwaarden, elektrolyten en het aantal rode bloedcellen te bepalen. Ook na de diagnose is dit een belangrijk onderdeel om met regelmaat te herhalen om de nierfunctie te evalueren.

Bloeddrukmeting: de bloeddruk is bij één op de vijf katten met CNI langdurig te hoog. Dit kan negatieve gevolgen kan hebben voor de nieren én voor de ogen. Het kan zelfs blindheid veroorzaken!

Echo-onderzoek: hiermee kan de structuur en de vorm van de nieren beoordeeld worden. Soms kan dit een idee geven over de oorspronkelijke oorzaak voor nierfalen.

Wat is de prognose van chronische nierinsufficiëntie?

CNI is helaas niet te genezen. Het weefsel dat verloren is gegaan, kan niet meer hersteld of vervangen worden. Uiteindelijk zal deze ziekte dus geleidelijk aan verergeren. Behandeling kan het proces wel vertragen en in sommige gevallen zelfs stopzetten! Hoe eerder deze aandoening wordt gediagnosticeerd, hoe groter de kans dat de preventieve maatregelen doel treffen.

Behandeling en zorg na diagnose chronische nierinsufficiëntie

Een behandeling is vooral gericht op het behouden van kwaliteit van leven voor het dier en daarbij proberen het proces te vertragen. Het behandelplan kan uit de volgende zaken bestaan:

Nierdieet: dit is een zeer belangrijk onderdeel voor langdurige behandeling van nierfalen. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat een nierdieet de gemiddelde overlevingstijd van een dier met een chronisch nierprobleem VERDUBBELT en de levenskwaliteit verbetert! De nierdiëten van Hill's of Proplan zijn uitsluitend bij de dierenarts te koop.

Een nierdieet bevat hoogwaardige eiwitten, waardoor het lichaam minder schadelijke stoffen voor de nieren produceert. Tevens bevat het minder fosfaat en zout en een hogere concentratie aan essentiële vetzuren.

Het vergroot de kwaliteit én duur van het leven van de patiënt door zeker te stellen dat deze voldoende energie binnen krijgt.

Het remt de klinische verschijnselen van CNI en remt de snelheid waarmee de nieraandoening verergert.

Infuus: om de vochtbalans in het lichaam te normaliseren en nierwaarden verlagen door het spoelen van de nieren. Dit kan ook door de eigenaar thuis gedaan worden.

Aanvullende medicatie: uit de onderzoeken kan blijken, dat er nog aanvullende medicatie gegeven moet worden om bijv. de opname van fosfaat te verlagen, eiwit verlies via de nieren te verminderen of te hoge bloeddruk tegen te gaan.

Na diagnose van CNI is het belangrijk om elke drie tot zes maanden (in ernstige gevallen om de één tot twee maanden) op controle te komen bij de dierenarts. De patiënt wordt weer helemaal onderzocht en bloeddrukmeting, urine- en bloedonderzoek worden herhaald.

Screenend bloedonderzoek bij de oudere hond of kat

Bij de seniore katten en honden nog zonder verschijnselen kan het al zinvol zijn om jaarlijks een screenend urine- en/of bloedonderzoek te doen en de nierfunctie en evt. ook de functie van andere organen na te kijken. Op deze manier kunnen vroege nierproblemen (en andere aandoeningen) aan het licht komen en behandeld worden.

Cytologisch onderzoek

Om zoveel mogelijk onderzoeken bij Plusdierenklinieken op onze locaties uit te kunnen voeren en de dieren zo snel mogelijk te helpen, hebben wij twee dierenartsen die zich bekwaamd hebben in het cytologisch onderzoek. Bij dit onderzoek wordt de structuur en functie van cellen met behulp van een microscoop bekeken. Zo kunnen we bijvoorbeeld biopten en/of puncties van bultjes, afkrabsels van de huid of afdrukjes van een wondje beoordelen. Ook kunnen we op deze manier biopten van inwendige organen onderzoeken die tijdens een echo-onderzoek worden verkregen.

Als je dier bijvoorbeeld een bultje heeft, is het belangrijk het te laten onderzoeken. Het voornaamste doel van het cytologische onderzoek is onderscheid maken tussen ontsteking of tumor. Soms is het nog onschuldiger en blijkt er sprake van een cyste of talgklier. Bij een tumor wil je weten of het een goed- of kwaadaardige tumor betreft. Het is fijn als je daar zo snel mogelijk de uitslag over krijgt. Als we niet zeker zijn van de uitslag, sturen we het op naar het laboratorium. Maar meestal kan die tijd dus uitgespaard worden. Aan de buitenkant is niet te zien of een bultje 'onschuldig' is of niet. Met deze snelle methode is dus heel veel meer informatie te krijgen!

De dierenartsen dierenartsen die het cytologisch onderzoek uitvoeren zijn: Ignas Hattink en Femke van Kempen.

Diarree

Iedere kat heeft wel een keer diarree. Dit is niet meteen een drama. Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen acute en chronische diarree. Als er andere klachten bijkomen, kan het probleem ook gevaarlijker zijn.

Acute diarree (minder dan vijf dagen)

Dit is de diarree die plots komt opzetten en die slechts een paar dagen aanhoudt. De ontlasting is iets dunner (als vla) tot waterig. Er kan slijm bij gemengd zijn en soms een beetje vers bloed. Deze katten blijven meestal wat langer in de poephouding zitten, gaan vaker naar de bak en poepen soms in huis. Let op dat u onderscheid maakt tussen moeite met poepen en moeite met plassen. Over het algemeen zijn de katten verder niet ziek, eten nog goed (maar niet altijd) en zijn hooguit iets kalmer in hun gedrag.

Vaak wordt deze vorm van diarree bij katten niet opgemerkt. Veel voorkomende oorzaken van acute diarree zijn maagdarmvirussen (rota- of coronavirus), wormen of dat ze iets verkeerds gegeten hebben. Dat laatste betekent dat ze plots van voeding zijn veranderd of dat ze iets van straat (vogels, muizen) hebben gegeten. Acute diarree gaat vaak vanzelf over bij normaal gezonde dieren en een bezoek aan de dierenarts is dan ook lang niet altijd nodig (zie verder).

Ondersteuning bij het bedwingen van de diarree helpt om de diarree sneller onder controle te krijgen. Hierbij maken we gebruik van ontwormingsmiddelen, probiotica (goedaardige bacteriën) en licht verteerbare voeding. Wij kiezen het liefst voor een dieetvoeding met een laag vetgehalte, dat wel alle voedingsstoffen bevat die uw kat nodig heeft. Gekookte kip of vis met rijst is ook lichtverteerbaar, maar dit is geen complete voeding en mist de belangrijke voedingsstoffen die een kat nodig heeft. Let op: geef zelf geen medicatie aan uw kat! Met de beste bedoelingen kunt u zelf meer kwaad doen, dan goed (zoals bv Norit, Imodium of paracetamol.)

Chronische diarree (meer dan vijf dagen)

Soms duurt de diarree langer dan een paar dagen en wordt dus chronisch. Deze grens leggen we meestal op ongeveer vijf dagen. Dit is het moment dat we zeker aanraden om verder onderzoek te laten doen door de dierenarts. Oorzaken van chronische diarree kunnen namelijk veel ernstiger zijn. Denk hierbij aan parasieten (Giardia), voedselovergevoeligheid, lever-, nier-, alvleesklier- of schildklierproblemen enz. Hierbij doet uw dierenarts een uitgebreid lichamelijk onderzoek en bepaalt de ernst van de problemen. In sommige gevallen is het nodig om verder onderzoek te doen, zoals een urine-, ontlastings- of bloedonderzoek.

De diarree gaat nu op zichzelf ook problemen vormen. De katten raken namelijk snel uitgedroogd en ondervoed. Het is dus heel belangrijk dat ze altijd voldoende te drinken hebben. Let op, ook hier geldt: geef zelf geen medicatie aan uw kat! Met de beste bedoelingen kunt u zelf meer kwaad doen, dan goed (zoals bv Norit, Imodium of paracetamol.)

Kittens, hele oude katten en katten met bijkomende klachten

In sommige gevallen is extra voorzichtigheid geboden. Denk daarbij bijvoorbeeld aan jonge kittens en hele oude katten. Deze katten hebben weinig reserves en zijn dus sneller uitgedroogd of ondervoed. Zorg dus dat deze katten zeker voldoende vocht en voedingsstoffen binnenkrijgen en raadpleeg direct uw dierenarts.

Als de klachten van uw kat niet bij diarree beperkt blijven, is het ook sterk aan te raden om uw dierenarts te bezoeken. Mogelijke andere klachten kunnen zijn: sloomheid, langer dan een dag niet willen eten, braken, zwarte ontlasting, vermageren, veel bloed in de ontlasting of buikpijn.

Wat wil uw dierenarts van u weten bij een bezoek

Als u besluit een bezoek te brengen aan de dierenarts, is het nuttig om van tevoren al over wat zaken na te denken. Dit helpt ons om een compleet beeld te krijgen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan hoe lang de diarree al duurt, hoe de diarree er uit ziet (kleur, vorm, bloed), of uw kat iets verkeerds gegeten kan hebben, of er voedingsveranderingen zijn geweest, wanneer uw kat voor het laatst ontwormd is, wat de vaccinatiestatus van uw kat is en of uw kat nog eet. Het kan altijd helpen om wat ontlasting (bij voorkeur van een aantal dagen) mee te nemen.

Bij twijfel kunt u altijd contact opnemen met de Plusdierenklinieken

Hartruis

Net als bij mensen komt er bij dieren regelmatig hartruis voor!

Een hartruis kan volkomen onschuldig zijn, maar kan ook duiden op een ernstige aandoening. Om hier uitsluitsel over te geven is verder onderzoek noodzakelijk.

Hoe ontstaat een hartruis eigenlijk?

Een hartruis is een bijgeluid dat hoorbaar is naast de normale geluiden die het hart altijd maakt. Het wordt veroorzaakt doordat het bloed anders of sneller stroomt. Dat kan verschillende oorzaken hebben.

De belangrijkste oorzaken zijn:

  • Afwijkingen aan de hartspier zelf, waardoor hij dikker, dunner of stugger wordt;
  • Afwijkingen aan de kleppen in het hart, waardoor de doorgang nauwer wordt of er bloed de verkeerde kant op stroomt;
  • Abnormale verbindingen tussen de verschillende ruimtes in het hart ("gaatjes"), deze zijn meestal aangeboren;
  • Oorzaken die buiten het hart zelf liggen, zoals bloedarmoede.
    • Hoe belangrijk is 'een ruisje' eigenlijk voor de gezondheid van uw kat?

      Hartruisjes kunnen veroorzaakt worden door hartaandoeningen zoals boven beschreven. Hart-aandoeningen verminderen de hartfunctie waardoor uw kat ziek kan worden. Klachten kunnen zijn: verminderd uithoudingsvermogen en eventueel problemen met de ademhaling. Het kan ook zijn dat uw kat geen problemen vertoont tot er plots heel ernstige klachten optreden (benauwdheid, verlammingen, pijn, dood). Daarom raden wij aan om het hart van uw kat te laten onderzoeken alvóór er klachten optreden.

      De belangrijkste oorzaken van een aangeboren hartruis bij de kat zijn klepafwijkingen en gaatjes tussen de linker en de rechterkant van het hart. De ernst ervan kan variëren tussen volledig onschuldig en zeer ernstig. Afhankelijk van de ernst van de afwijking zal soms wel en soms geen behandeling noodzakelijk zijn. Een kitten met een ernstige aangeboren hartafwijking zal in de regel slecht groeien en soms zelfs benauwd zijn.

      Verkregen bijgeluiden worden bij de kat voornamelijk veroorzaakt door afwijkingen aan de hartspier: de hartspier wordt dikker, dunner, minder elastisch of minder krachtig. Ook hier zal de ernst ervan variëren tussen volledig onschuldig en zeer ernstig. Afhankelijk van de ernst van de afwijking zal soms wel en soms geen medicatie noodzakelijk zijn. In diergeneeksunde worden bijna alle hartprobelemen enkel met medicatie en zonder operaties behandeld.

      Bij hartaandoeningen zijn de volgende dingen dus belangrijk:

      • Welke aandoening veroorzaakt de hartruis?
      • Is het verstandig om een behandeling te starten?
      • Welke behandeling is het meest geschikt?
      • Wat zijn de vooruitzichten voor de kat?
        • Welke onderzoeken zijn verstandig om te doen nadat het ruisje gehoord is?

          De volgende aanvullende onderzoeken kunnen door uw dierenarts geadviseerd worden om een antwoord te krijgen op de bovenstaande vragen:

          • Een echo van het hart
          • Bloeddrukmeting (vaak in combinatie met de echo)
          • Een röntgenfoto van de borstkas
          • Hartfilmpje (ECG) om de electrische activiteit van het hart te beoordelen
          • Bloedonderzoek
            • Welk onderzoek nodig is, is afhankelijk van de leeftijd van het dier en of er andere afwijkingen bij het onderzoek zijn gevonden.

        Jeuk is erger dan pijn

        'Jeuk is erger dan pijn.' Het is misschien een cliché, maar voor u als eigenaar van een huisdier met jeuk vaak uit het hart gegrepen. Het is niet leuk om tegen uw hond of kat aan te kijken die  alsmaar zit te krabben, bijten en schuren. Het kost uw huisdier  zoveel energie dat hij of zij lusteloos wordt en duidelijk zichzelf niet is. Jeukklachten zijn frustrerend omdat het meestal voor een eigenaar en de dierenarts niet direct duidelijk is waar de klachten vandaan komen en dus het vinden van een direct goed werkende behandeling niet eenvoudig is.

        De dermatologie onderzoekt en behandelt dieren met huidziektes, inclusief problemen van de vacht, de nagels en de oren. Huidziektes kunnen bij uw huisdier veel last veroorzaken in de vorm van jeuk of pijn. Maar andere klachten kunnen ook voorkomen, zoals kale plekken, een schilferige of stinkende huid, korsten of pukkels. Als klachten heel lang spelen praat je over een chronisch probleem.

        Gelukkig komen er steeds meer mogelijkheden om uw huisdier te helpen om van de jeuk af te komen. Het is belangrijk niet alleen de jeuk te behandelen, maar uit te zoeken waardoor de jeuk wordt veroorzaakt. Er wordt door de dierenarts vaak een stappenplan gemaakt om tot een diagnose te komen. Zo wordt duidelijk welke onderzoeken er gedaan worden en hoeveel tijd de behandeling van een dermatologisch probleem in beslag kan nemen.

        Het onderzoek begint met een uitgebreide anamnese (vragenlijst), een inspectie van de huid en eventueel afkrabsels van de huid. Dit wordt tijdens het eerste bezoek aan de praktijk gedaan. Vaak moet er uiteindelijk verder onderzoek gedaan worden. Het is afhankelijk van het probleem welk aanvullend onderzoek er wordt gedaan. Het aanvullende onderzoek kan bestaan uit huidbiopten, allergietesten ( op voeding, pollen, mijten, allergie etc), bloedonderzoek en urineonderzoek.

        Huidproblemen zijn vaak lastig te behandelen. Daarom kan het relatief lang duren voordat er een diagnose is en de behandeling aanslaat. Bij huidproblemen is het vaak zo “de aanhouder wint”. Samen met u gaan wij er alles aandoen om het probleem bij uw huisdier aan te pakken en op te lossen en zodoende zijn/haar huid- en vachtkwaliteit te verbeteren, waardoor uw huisdier weer een vrolijk en jeukvrij leven krijgt.

        Mijn kat eet niet, wat nu?

        "Een kat moet elke dag eten. Hij/zij kan veel minder goed tegen een dagje vasten dan een mens of hond."

        Als een kat niet eet, wordt hij of zij misselijk. Hierdoor wil de kat niet eten en is het cirkeltje rond. De kans op een spontaan herstel neemt dan snel af. Zonder hulp wordt uw kat steeds zieker.

        Als uw kat wel vrolijk en speels is, maar slecht eet, kunt u kijken of hij/zij iets anders wil eten dan het normale voedsel.

        Als uw kat ziek is, braakt, knarsetandt of afwijkend gedrag vertoont, kunt u het beste een afspraak maken met uw dierenarts. Hoe eerder de oorzaak van de problemen wordt gevonden en hoe sneller een effectieve behandeling wordt gestart, des te sneller zal uw kat weer herstellen.

        Verschillende oorzaken van slechter eten

        Er zijn heel veel verschillende oorzaken waardoor een kat slechter gaat eten. Het kan een lichamelijke oorzaak zijn zoals bijvoorbeeld niesziekte, maag- of darmontsteking, een schildklierprobleem, nierfalen, alvleesklierontsteking of suikerziekte. Maar er kunnen ook andere oorzaken aanwezig zijn zoals bijvoorbeeld wisseling van voer, de eigenaar is op vakantie of er is een andere kat in huis.

        Wat ziet u als eigenaar?

        Katten die slecht tot niet eten kunnen misselijk zijn. Veel misselijke katten krijgen een afkeer tegen hun normale brokken. Ze rennen wel naar hun etensbakje, maar kijken dan teleurgesteld naar de inhoud.

        Veel eigenaren denken dat hun kat wel wil eten, maar niet kan eten. Of denken dat ze niet goed kunnen slikken. Vaak is dat onjuist. Het kan zijn dat de kat een totale andere voeding wel wil eten.

        Soms zien eigenaren dat hun kat kwijlt. Katten die plotseling kwijlen kunnen een slikprobleem of een afsluiting van de slokdarm hebben.

        Vaker is er sprake van ernstige keelpijn a.g.v. niesziekte.

        Het gebit kan ook een rol spelen. Katten kunnen pijn hebben door resorptieleasies in de kiezen (gaatjes). Dat heeft tot gevolg dat de kat moeite heeft met brokken eten of helemaal geen brokken meer wil eten. Ook kan tandvleesontsteking (gingivitis of stomatitis) een rol spelen. Als katten ook braken, diarree of andere klachten hebben die niet verklaard kunnen worden door gebitsproblemen, is verder onderzoek aan te raden.

        Slecht eten en leververvetting

        Zodra een kat afvalt, is de kans op het krijgen van een leververvetting groot (zie leververvetting bij de kat). Door de ophoping van vet in de lever wordt de kat misselijk(-er).

        Bij deze katten zijn bij bloedonderzoek de leverwaarden vaak verhoogd. Dit wordt veroorzaakt door het slechte eten en is niet de oorzaak van het slechte eten.

        Met een echo en leverbiopten moet aangetoond worden of er sprake is van leververvetting of een andere leverziekte.   

        Diagnostiek bij een kat die niet eet

        Als de ziektegeschiedenis en het lichamelijk onderzoek geen duidelijke aanwijzing geven over de richting waarin gezocht moet worden, zal verder onderzoek nodig zijn. Verder onderzoek kan bestaan uit een bloed- en urineonderzoek. Bij veel katten is ook een echo of een endoscopie nodig om de oorzaak te achterhalen.

        Behandeling van een kat die niet eet

        • Als de oorzaak van de slechte eetlust wordt achterhaald en behandeld, is de kans op herstel groter.
        • Om braken en/of misselijkheid te bestrijden kan Cerenia® of Emeprid® (metoclopramide) worden gegeven.
        • Om de eetlust op te wekken kunnen lage doseringen diazepam of mirtazapine worden gegeven.
        • Als uw kat niet zelf eet, moet de kat geholpen worden met eten. Dit kan door het in de mond spuiten van voeding of door het plaatsen van een voedingssonde via de neus of via de hals. Het ingeven van eten via een sonde is makkelijker voor de eigenaar en vaak minder stressvol voor de kat. In de meeste gevallen accepteert de kat een voedingssonde goed.
          • Een kat moet zoveel eten krijgen, dat hij niet meer afvalt.

          Oorontsteking

          Een oorontsteking is een veel voorkomend probleem bij de hond en de kat. De dieren schudden met hun kop, krabben aan één of beide oren en piepen soms van de pijn. Het oor zelf is vaak vies en stinkt, ook is de huid rood. In de meeste gevallen is er sprake van een ontsteking van de uitwendige gehoorgang. Af en toe zien we bij onze huisdieren ook middenoorontstekingen. Dit gaat meestal gepaard met andere of extra verschijnselen. Alle honden- en kattenrassen kunnen een oorontsteking krijgen. Bij honden zien we wel dat bepaalde rassen er gevoeliger voor zijn. Bijvoorbeeld bij Cocker Spaniëls en Golden Retrievers komt deze aandoening vaker voor.

          Oorzaken

          Bij jonge dieren en bij katten die vaak buiten komen zien we vaak oormijten die oorontsteking kunnen veroorzaken. Oormijten zijn kleine spinachtige insecten die zich voeden met oorsmeer. Ze zijn zo klein dat ze met het blote oog nauwelijks zichtbaar zijn. Vaak geven ze hevige jeuk aan de kop, de oren en soms ook aan de hals. Naast de mijten zijn er ook verschillende soorten bacteriën en gisten die graag in de gehoorgang leven en voor ernstige problemen kunnen zorgen.

          Diagnose

          Een oorontsteking is duidelijk te herkennen. Het dier houdt zijn/haar kop scheef, flappert met de oren of krabt aan de oren en piept soms van de pijn. De binnenkant van de oorschelp is rood en vies, kan onaangenaam ruiken of uitvloeiing vertonen. Bij een middenoorontsteking kan het evenwichtsorgaan aangetast worden en dan zijn de klachten ernstiger. Het dier krijgt evenwichtsstoornissen, loopt kringetjes of valt zelfs om.

          Omdat de gehoorgang ook met huid is bekleed, kan het zijn dat er ook andere klachten aanwezig zijn. Daarom is bij ieder dier met een oorontsteking een algemeen onderzoek van groot belang. De dierenarts kijkt of er sprake is van oormijt, een infectie van alleen de gehoorgang, of van een uitgebreider probleem. Soms is aanvullend onderzoek noodzakelijk. Hierbij kunt u  bijvoorbeeld denken aan een uitstrijkje of een kweek van het oorsmeer. Bij langdurige klachten kan het zelfs nodig zijn om een bloedonderzoek uit te voeren om achterliggende oorzaken op te sporen.

          Behandeling

          Bij oormijt kunt u met een Stronghold pipet goede resultaten boeken. Als alternatief kan ook een oorzalf met een insecticide gebruikt worden. Bij infecties met bacteriën zijn antibiotica-houdende zalven nodig. Bij gistinfecties moet de zalf een schimmeldodend middel bevatten. Bij zeer ernstige ontstekingen geven we ook orale medicatie mee.

          Als de gehoorgang erg vies is, kunnen we deze eerst uitspoelen zodat de oorzalf beter zijn werk kan doen. Eventueel kunnen we bij dieren die heel veel jeuk hebben een pijnstiller of een jeuk-onderdrukkende injectie geven. Bij middenoorontstekingen is een langdurige behandeling met antibiotica noodzakelijk.

          Bij dieren met steeds terugkerende oorontstekingen en die zelfs een dichtgewoekerde gehoorgang gekregen hebben vanwege het vele littekenweefsel, kunnen wij de gehele gehoorgang verwijderen. De problemen zijn dan definitief verholpen. Uw dier kan hierdoor iets minder gaan horen, maar heeft hier weinig hinder van. Bovendien is het gehoor ten gevolge van alle ontstekingen sowieso al sterk verminderd. Deze operatie is een laatste redmiddel voor dieren met steeds terugkerende ooronstekingen en waarbij andere behandeling geen effect hebben gehad.

          Zalven

          In de meeste gevallen vragen wij u de oren van uw dier zelf te behandelen met zalf. Indien u hier problemen mee verwacht te krijgen of zich er onzeker over voelt, kunnen wij het u voordoen hoe de zalf in te brengen in de oren. Met een wattenprop kunt u ook de gehoorgang en oorschelp schoonmaken. Gebruik hier liever geen wattenstaafjes voor.

          Het zalven van de oren moet, tenzij anders voorgeschreven, dagelijks worden herhaald. Na twee weken is het meestal noodzakelijk om de oren te laten controleren bij de dierenarts.

          Pathologisch onderzoek

          Heeft uw kat een knobbeltje, een ongewone wond of een gezwel?

          Een wond of weefsel kan er ongevaarlijk uitzien en toch kwaadaardig zijn.
          Om met zekerheid te weten wat voor gezwel het is en of het gevaarlijk is, wordt een biopt (een klein gedeelte van het bultje) of het bultje zelf (na chirurgische verwijdering) opgestuurd naar het laboratorium voor pathologisch onderzoek.

          In het laboratorium zal het opgestuurde weefsel ingevroren worden en vervolgens gesneden worden in flinterdunne (microscopische) snedes. Deze snedes worden met speciale kleurstoffen gekleurd en bekeken onder de microscoop door een patholoog. Onder de microscoop kan men het weefsel beoordelen op een schaal die zo groot is als de lichaamscellen.

          Zo kan men de verschillende cellen identificeren, de structuur van het weefsel herkennen, de goed- of kwaadaardigheid bepalen en ook de randen van het weefsel onderzoeken.

          Dit maakt het mogelijk om antwoord te geven op verschillende vragen, namelijk:

          • Wat is het voor bultje of plek?
          • Is het goed- of kwaadaardig?
          • Als het kwaadaardig is, wat is de graad (ernst) van die kwaadaardigheid?
          • Wat is de verwachte ontwikkeling van het letsel bij uw dier?
          • Is het letsel in zijn geheel weggenomen? (soms breidt het bultje  zich uit in de omgeving zonder dat dit zichtbaar is voor het blote oog van de chirurg)
            • Het antwoord op die vragen biedt uw dierenarts de mogelijkheid om u duidelijk en met zekerheid te zeggen waar we mee te maken hebben. Zo kunnen wij een gericht advies geven voor verdere behandeling of controles, indien nodig.

              Daarom wordt er door ons aangeraden, net als in de menselijke geneeskunde, om elk onbekend knobbeltje of ander verwijderd weefsel pathologisch te laten onderzoeken.

              De uitslag van dit onderzoek is meestal bekend binnen vijf werkdagen.

            Pre-anaesthetisch bloedonderzoek

            Als een dier een operatie moet ondergaan is dit een ingrijpende gebeurtenis. Natuurlijk voor het dier, maar zeker ook voor u. Of het hier nu gaat om een ingewikkelde specialistische operatie of een simpele "routine" ingreep, het dier moet altijd onder algehele narcose (=anesthesie). Naast het risico op complicaties tijdens de chirurgie is er ook altijd een risico met betrekking tot deze anesthesie aanwezig. Om dit risico zo klein mogelijk te houden adviseren wij voor de ingreep pre-anestetisch bloedonderzoek te laten doen.

            Waarom bloedonderzoek?

            Pre-anaesthetisch bloedonderzoek, ofwel 'bloedonderzoek voorafgaande aan de narcose', kan extra zekerheid geven omtrent een operatie/narcose. Er wordt gekeken of de organen (lever en nieren) goed functioneren, en of er geen verborgen problemen  zijn (bijv. suikerziekte) die uw huisdier in gevaar zouden kunnen brengen. Op deze manier kan er gecontroleerd worden of uw huisdier het narcosemiddel dat hij of zij krijgt goed kan verwerken.

            Wat wordt er in het bloed onderzocht?

            In het bloed worden lever- en nierwaarden, suiker (glucose), totaal eiwit en hematocriet (de hoeveelheid rode bloedcellen die in het bloed aanwezig is) bepaald.

            De lever en de nieren zorgen voor een ontgiftiging en uitscheiding van de narcosestof en zijn belangrijk om vlot wakker worden uit de narcose te garanderen. De werking van lever en nieren kan verminderd zijn bij oudere dieren, maar soms ook bij hele jonge en bij volwassen dieren.

            Een hoge glucose waarden kan duiden op suikerziekte. Bij katten kunnen hoge waarden op stress wijzen, wat al kan komen door bijvoorbeeld de (auto-)rit naar de kliniek.
            Aan het totaal eiwit kan een aantal afwijkingen ontdekt worden, bv uitdroging en afwijkingen aan lever, nieren of maagdarmkanaal.

            De hematocrietwaarde zegt wat over het aantal rode bloedcellen in het bloed van uw huisdier. Een te lage waarde wijst op bloedarmoede.

            Op basis van deze gegevens en het algemeen klinisch onderzoek kunnen de gebruikte narcosemiddelen aangepast worden.

            Enkele belangrijke redenen om uw huisdier voor de narcose te laten testen

            Laat uw dier met een gerust hart achter

            Onderzoek vooraf kan medische risico's verminderen.

            Dieren kunnen niet praten

            Een dier dat gezond lijkt kan symptomen van een ziekte of afwijking verbergen. Een huisdier kan bijvoorbeeld tot 75% van zijn nierfunctie verliezen voordat er verschijnselen zichtbaar worden. Dit onderzoek helpt ons te beoordelen of de lever en nieren van uw dier goed functioneren. Zo kunnen we problemen door de anaesthesie verminderen.

            Verminder de risico's

            Als de uitslagen van het bloedonderzoek normaal zijn, kunnen we verder gaan. Als de uitslagen afwijkend zijn kunnen we de anaesthesie-procedure/narcose aanpassen, of andere voorzorgsmaatregelen treffen om het risico zo klein mogelijk te houden, bijvoorbeeld door het geven van extra infusen.

            De gezondheid van uw huisdier in de toekomst

            De resultaten van dit bloedonderzoek komen in het medisch dosier van uw huisdier te staan. Deze waarden kunnen dan als referentiewaarden dienen, wanneer er eventuele bloedonderzoeken zouden moeten plaats vinden in de toekomst.

            Helaas blijft er altijd een risico verbonden aan algehele narcose. Met behulp van de bloedonderzoeken kunnen we dit risico echter wel verkleinen.

            Schildklierproblemen

            Te hard werkende schildklier bij de kat

            Bij oudere katten wordt regelmatig een te hard werkende schildklier (hyperthyreoïdie) geconstateerd. Deze aandoening wordt veroorzaakt door een goedaardige zwelling van de schildklier, waarbij te veel schildklierhormoon wordt geproduceerd. De schildklier bevindt zich in de hals, onder het strottehoofd, aan beide zijden van de luchtpijp. Het teveel aan hormoon versnelt processen en metabolisme in het lichaam.

            Wat zijn de symptomen?

            Een typisch symptoom is dat de kat zeer veel eetlust heeft en toch vermagert. Slecht eten en vermageren kan echter ook voorkomen (in tien procent van de gevallen). Andere symptomen die kunnen voorkomen zijn: diarree en vaak poepen, veel drinken en plassen, hyperactiviteit of andere gedragsveranderingen (zoals veel en klaaglijk mauwen en onrust). Verder heeft de kat vaak een snelle, bonzende hartslag met eventueel een hartruis. Een hoge bloeddruk geeft een vergrote kans op hersenbloedingen en thrombose. Indien niets aan het schildklierprobleem wordt gedaan zal de kat steeds verder vermageren en verzwakken. Uiteindelijk sterft de kat aan deze aandoening.

            Hoe kom je erachter?

            De diagnose kan gesteld worden door middel van bloedonderzoek, waarbij de hoeveelheid schildklierhormoon wordt bepaald. Het is belangrijk om in het bloedonderzoek ook naar de nierfunctie te kijken. Een te hard werkende schildklier kan een slechte nierfunctie maskeren. De bedoeling is om na de definitieve diagnose de schildklier te gaan remmen. Indien de kat zowel een schildklier- als een nierprobleem heeft is de behandeling complexer en zal dit plaatsvinden in overleg met uw arts. De bloeddruk wordt gemeten en vervolgd tijdens de behandeling.

            Wat is de behandeling?

            Er zijn vier mogelijkheden om de schildklier te remmen.

            Er wordt eerst gestart met schildklierremmende medicijnen. De tabletten remmen de schildklierfunctie, zodat er minder hormoon geproduceerd wordt. De medicatie moet over het algemeen tweemaal daags gegeven worden. Tachtig procent van de schildklierpatiënten reageert goed op medicatie. Indien uw kat last krijgt van bijwerkingen of moeilijk pillen in te geven is, kan in overleg met uw dierenarts uitgeweken worden naar een hormoonzalf of dieet. Na drie weken controleren we de schildklierwaarde, nierfunctie en rode en witte bloedcellen. Indien nodig zal de medicatie aangepast worden om de schildklierwaarde binnen normaalwaarden te krijgen of te houden en na drie weken weer worden geëvalueerd. Indien de schildklierfunctie goed is en ook de nierfunctie goed blijft, zijn er vier opties:

            1. Doorgaan met deze medicatie levenslang. Twee tot viermaal per jaar controle van de schildklierwaarden, nierfunctie en de rode en witte bloedcellen wordt geadviseerd. In de loop van de tijd kan de nierfunctie achteruitgaan dus controle is belangrijk. Belangrijk is ook om het gewicht van uw kat in de gaten te houden. De bloeddruk wordt dan ook gecontroleerd.

            2. De schildklier operatief verwijderen. Regelmatig gaat het om eenzijdig zwelling. Dat is van te voren echter niet zeker te zeggen. Een geavanceerd onderzoek (scintigrafie) bij de specialist kan duidelijkheid geven over een eenzijdig of tweezijdig probleem. Bij een operatie wordt het afwijkende schildklierweefsel verwijderd. Voordeel van de operatie is dat de kat daarna geen medicijnen hoeft. Er is altijd een risico dat 1 deel van de schildklier wordt verwijderd (als er geen scintigrafie is uitgevoerd), maar dat het andere deel, soms jaren later, ook teveel hormoon gaat produceren. Beide schildklieren kunnen verwijderd worden indien nodig.

            3. Radioactief jodium. Dit is een veilige behandeling die op enkele klinieken in Nederland en België wordt uitgevoerd. De behandeling bestaat uit een onderhuidse injectie met radioactief jodium, waarna 95% van de katten genezen is. Het vernietigt het hyperactieve schildklierweefsel, zodat de klachten van de te hard werkende schildklier niet meer terugkomen en de kat geen medicijnen behoeft. Vooraf wordt een scan gemaakt om de dosering van de injectie te kunnen bepalen. Na de injectie moet de kat een week in de kliniek blijven.

            4. Medische voeding. Voor katten waarbij het lastig is om tabletten in te geven, is er een voeding op de markt die i.p.v. medicatie gegeven kan worden. De kat mag alléén dit voer krijgen! Door een laag jodiumgehalte in het voer kan de schildklier niet meer schildklierhormoon aanmaken. D.m.v. controle van schildklierwaarden, nierfunctie en rode en witte bloedcellen, kan gekeken worden of deze behandeling aan slaat. Deze controle zal twee- tot viermaal per jaar plaatsvinden afhankelijk van hoe het met de kat gaat. Het kan echter tot 16 weken duren voordat het totale effect te zien is.

            Indien er sprake is van een hartruis kan een echografie van het hart worden uitgevoerd. Soms blijkt medicatie nodig te zijn om het hart te ondersteunen. De veranderingen van het hart die ontstaan zijn door de hoge bloeddruk en hoge hartslag zijn helaas niet altijd omkeerbaar. Bij een blijvende hoge bloeddruk ondanks de schildklierremmers, zullen bloeddrukverlagende medicijnen worden voorgeschreven.

            Iedere patiënt is anders en heeft misschien net andere klachten. Praat met uw dierenarts over de mogelijkheden.

            Suikertekort

            Hypoglycemie is hetzelfde als een te laag suikergehalte (glucosegehalte) in het bloed.

            Suiker (glucose) is, naast vetten en eiwitten, een heel belangrijke brandstof in het bloed. Bovendien is glucose de enige brandstof die door de hersenen en spieren gebruikt kan worden. Te weinig suiker leidt tot te weinig energie voor de hersenen. In milde gevallen heeft het dier plotseling honger, maar in ernstige gevallen kan het dier rusteloos worden, gaan trillen of zelfs in coma raken en sterven.

            Het is belangrijk om te weten dat te weinig suiker in het bloed dodelijk kan zijn! Te veel suiker is dat nooit!
            Te hoog suiker is enkel gevaarlijk wanneer dit langdurig aanwezig is in het lichaam (gedurende dagen, weken, maanden).

            Hypoglycemie is dus een gevaarlijke toestand. De oorzaak kan zijn:

            • Een teveel aan toegediende insuline
            • Een teveel aan lichaamseigen insuline als gevolg van een kankergezwellen
            • Tekort aan beschikbaar suiker (vasten bij jonge pups, ziekte, braken, epilepsie of andere oorzaken).

            Hoe herkent u hypoglycemie?

            In volgorde van toenemende ernst, kunt u het volgende waarnemen:
            (andere symptomen kunnen ook aanwezig zijn en elk abnormaal gedrag is verdacht)

            • Abnormale honger tot niet willen eten
            • Rusteloosheid
            • Zwakte en sloomheid
            • Kop scheef houden
            • Braken
            • Trillen
            • Oncontroleerbare bewegingen, "shaken"
            • Gedesoriënteerd zijn, rondjes lopen,wezenloos voor zich uit kijken...
            • Epilepsie-aanvallen
            • Coma (het laatste stadium voordat een dier sterft)

            Vermoedt u hypoglycemie?

            Behandel eerst, raadpleeg daarna uw dierenarts en houd uw huisdier in de gaten.

            Hoe te behandelen?

            U wilt het bloedsuikergehalte verhogen, onmiddellijk. Daarna belt u de kliniek. De dierenarts moet maatregelen nemen om de suikerbalans te normaliseren.

            Blijf dus kalm!

            • Smeer suikeroplossingen zoals stroop, honing, druivensuiker of limonade op het tandvlees, onder de lippen en in de mond. De glucose zal zelfs zonder slikken in het bloed worden opgenomen, door het tandvlees heen
            • Smeer de suikeroplossing overvloedig over het gehele tandvlees en onder de tong. Bij dieren buiten bewustzijn enkel op het tandvlees en binnenzijde van de lippen smeren om verslikking te voorkomen
            • Pas op dat u niet gebeten wordt!

            Deze actie zou de symptomen vlug moeten verhelpen (binnen één minuut). Dit effect houdt slechts enkele ogenblikken aan (één tot enkele minuten). Als uw huisdier voldoende bij bewustzijn is, biedt dan normaal voedsel (met extra stroop) aan, als langdurige energiebron. Raadpleeg ondertussen uw dierenarts.

            Mijn hond/kat krijgt insuline

            Huisdieren met diabetes of suikerziekte krijgen dagelijks (meestal tweemaal daags) insuline geprikt ter behandeling van de suikerziekte. Insuline verlaagt het bloedsuikergehalte. Deze dieren lopen dus altijd (zeven dagen per week, 24 uur per dag en levenslang) het risico op een te laag bloedsuiker gehalte.

            Mijn pup heeft een behandeling gehad voor een hypoglycemische aanval

            Pups, zeker van kleine rassen zoals de chihuahua en de Yorkshire Terriër, hebben heel weinig energiereserves. Bij ziektes, braken of verminderde eetlust kunnen deze reserves dan ook heel snel (al na één dag) volledig opgebruikt zijn. Deze dieren lopen dus altijd (zeven dagen per week, 24 uur per dag tot ze volgroeid zijn) het risico op een te laag bloedsuiker gehalte.

            Wees voorbereid

            Bij een verhoogd risico op hypoglycemie is het belangrijk om altijd voorbereid te zijn.

            • Hou deze richtlijnen altijd bij de hand, deel deze ook mee aan allen die het dier verzorgen (vrienden en familie, maar ook pensions en oppassers)
            • Hou altijd suikeroplossing bij de hand, overal waar uw huisdier heen gaat
            • Denk daar ook aan op reis, bij wandelingen, in de auto, ...
            • Honingzakjes zijn gemakkelijk mee te nemen in een zak of handtas. Glucose-oplossing zijn beschikbaar bij de apotheek, appel- of pannenkoekenstroop bevindt zich meestal in de ontbijtkast, ... . Denk na over handige meeneemporties.

            Conclusie

            Vermoedt u een te laag suikergehalte in het bloed van uw huisdier? Handel dan onmiddellijk door een suikeroplossing op het tandvlees te smeren en raadpleeg daarna uw dierenarts.

            Suikerziekte

            Suikerziekte, oftewel: diabetes mellitus, betekent dat de alvleesklier te weinig van het hormoon "insuline" aanmaakt. Deze stof zorgt er normaal gesproken voor, dat de cellen van het lichaam het suiker (=glucose) uit het bloed kunnen opnemen, waar het als brandstof gebruikt wordt. Het is erg belangrijk dat er voldoende insuline aan het bloed wordt afgegeven, zodat de lichaamscellen geen brandstof te kort komen. Omdat bij suikerziekte er geen of onvoldoende glucose door de cellen verbruikt kan worden, blijft er een overmaat aan glucose achter in het bloed.

            Normaal zijn het kleine groepjes cellen in de alvleesklier, die insuline produceren. In de loop van het leven kunnen deze cellen "uitgeput" raken. Dit gebeurt vooral bij dieren waarbij deze cellen erg hard moeten werken, bijvoorbeeld bij te dikke dieren, dieren met een aandoening die maakt dat de insuline minder goed werkt zodat er meer van nodig is, of dieren die bijvoorbeeld al langere tijd op hogere doseringen prednison staan. De reden waarom een dier suikerziekte ontwikkelt, kan dus verschillen en uw dierenarts zal dan ook proberen de onderliggende oorzaak te vinden en deze behandelen of op te heffen.

            Insuline

            Naast het (zo mogelijk) behandelen van de onderliggende oorzaak, moet ook het lichaam geholpen worden weer over het bloedsuiker, de glucose, te beschikken. Dit gebeurt door het dier dagelijks te injecteren met insuline. De meeste eigenaren zien daar in eerste instantie tegenop, maar wij leren dat de eigenaren rustig aan.

            Voeding

            Naast het spuiten van insuline is het van belang, dat de stofwisseling zodanig wordt aangepast, dat de bloedsuikerspiegel zoveel mogelijk constant blijft. In normale voeding zitten veel en erg makkelijk opneembare suikers (koolhydraten). Daardoor stijgt de hoeveelheid glucose in het bloed na de maaltijd snel, en moeten de alvleeskliercellen hard werken. Speciale voeding (Hill's prescription diet m/d of w/d), bevat minder suiker en meer eiwitten. Tevens worden de suikers uit dit voer veel langzamer en gelijkmatiger opgenomen, waardoor de bloedsuikerspiegel constanter blijft.

            Prognose

            Helaas is het zo dat als suikerziekte ontstaan is, het veelal blijft bestaan, en dus levenslang behandeld zal moeten worden. Bij vroegtijdig ingrijpen met aangepaste voeding en het injecteren van insuline krijgen de uitgeputte alvleeskliercellen rust en kan de suikerziekte verminderd worden en soms helemaal verdwijnen! Dit is echter vaak niet van blijvende aard en het regelmatig controleren van de bloedsuikerspiegel blijft dan ook nodig. Een suikerziekte patiënt zal dus levenslang onder controle moeten blijven bij een arts.

            Urine opvangen

            Bij de meeste urine-onderzoeken is het van belang dat de urine vers en schoon is, dus vrij van (omgevings-)bacteriën, kattenbakkorrels, stof en andere verontreiniging. De beste manier om deze schone en verse urine te verkrijgen, is door middel van “cystocentese”. De dierenarts prikt met een dunne naald direct in de blaas om de urine te verkrijgen. Dit klinkt pijnlijk, maar katten reageren hier in het algemeen niet op en de ingreep kan dus zonder narcose gedaan worden. Urine die op deze manier verkregen is, kan indien noodzakelijk, gekweekt worden op bacteriën. Om ervoor te zorgen dat de blaas van uw kat goed gevuld is, is het verstandig de kattenbak twee uur voor de afspraak weg te halen en uw kat mag in deze periode niet naar buiten.

            In de meeste gevallen is slechts één tot twee ml urine nodig voor het onderzoek. In geval van een blaasontsteking produceert de kat slechts enkele druppels urine per keer en zal er na enige tijd (één tot twee uur) waarschijnlijk toch voldoende urine in de blaas verzameld zijn.

            In sommige situaties kan de urine (in overleg met de dierenarts) thuis opgevangen worden.
            De urine die u thuis opvangt, is dus niet steriel en daarmee ongeschikt voor een bacterie-onderzoek (kweek). Het is wel de minst stressvolle methode. U kunt de urine afgeven bij de assistente aan de balie en u wordt indien mogelijk dezelfde dag nog gebeld met de uitslag van de urine.

            Let op: Als u thuis zelf urine opvangt dan mag de urine niet ouder zijn dan twee uur om te kunnen onderzoeken. Indien de urine ouder is, dan is de kans groot dat de uitslag onbetrouwbaar is. Dit komt doordat de urinewaardes in de tussentijd veranderd zijn. Breng opgevangen urine dus altijd direct naar de kliniek.

            Tip: Indien u meerdere katten in huis heeft, is het handig de kat waarvan de urine opgevangen moet worden, in een aparte ruimte op te sluiten (bijv. de badkamer of een slaapkamer) totdat uw kat geplast heeft.

            Urine thuis opvangen kan op vier manieren:

            1. Op een schone kattenbak zonder korrels

            Maak de kattenbak helemaal leeg zodat er ook geen 'gruis' meer van de kattenbakkorrels achter blijft. Maak de bak schoon met heet water en maak deze goed droog. Controleer de kattenbak regelmatig (ieder uur) of er geplast is. De urine kunt u opzuigen in een spuit of een pipet die verkrijgbaar is bij ons op de kliniek.

            2. Plastic kattenbakkorrels “Katkor®

            Katkor® (verkrijgbaar bij onze klinieken) zijn plastic, niet absorberende kattenbakkorrels. Maak de kattenbak schoon, spoel hem af met heet water en maak hem vervolgens goed droog. U kunt de kattenbak nu vullen met de Katkor® kattenbakkorrels. Controleer regelmatig (ieder uur) de kattenbak of er geplast is. Nadat de kat heeft geplast kunt u met de bijgeleverde pipet de urine opzuigen en in de urinebuis doen. De Katkor® kan na gebruik afgespoeld worden met water en worden hergebruikt.

            3. Zelf opvangen met een bakje

            Blijf zelf rustig en geduldig en observeer het plasgedrag van uw kat. Gebruik hierbij een schoon en droog opvangbakje of een iets grotere lepel (opscheplepel). Zodra de kat begint te plassen schuift u langzaam (niet te snel, want dan schrikt de kat!) een schaaltje, bakje of lepel onder de kat. Doe de urine in een potje (verkrijgbaar bij onze klinieken) en lever deze bij de balie in.

            4. Zand kattenbakvulling “Medicat®

            Medicat® (verkrijgbaar bij onze klinieken) is een niet absorberend zand. De urine blijft er dus als druppels bovenop liggen. Medicat is vooral aan te raden voor katten die gewend zijn om normaal buiten te plassen en een voorkeur hebben voor zand of aarde als ondergrond. Maak de kattenbak schoon, spoel hem af met heet water en maak hem vervolgens goed droog. U kunt de kattenbak nu vullen met Medicat. Controleer regelmatig (ieder uur) de kattenbak of er geplast is. Nadat de kat heeft geplast kunt u met bijgeleverd pipet de urine opzuigen en in de urinebuis doen.

            Vermageren van senioren katten

            Katten worden tegenwoordig veel ouder dan vroeger. De kattengeneeskunde is de afgelopen jaren erg gegroeid. En er wordt steeds meer aandacht besteed aan de problemen die bij oudere katten spelen.

            Tijdens het spreekuur zien wij regelmatig oudere katten die aan het vermageren zijn. Soms komt een eigenaar op afspraak, omdat zijn kat vermagerd. Vaker komt het voor dat wij het als toevalsbevinding signaleren. Wij merken dat veel eigenaren dit zien als "normaal" voor een oudere kat. En dat daar niets aan te doen is. Maar dat is in veel gevallen onjuist!

            De favoriete bezigheid van de meeste katten is lekker luieren, zich wassen en een beetje om zich heen kijken. Als een kat ziek is, merk je vaak weinig aan de kat. Afvallen en een minder mooie vacht is het eerste wat u opvalt. Bij katten met een dikkere vacht wordt juist het vermageren gecamoufleerd.

            Om goed te kunnen beoordelen of uw kat vermagert, is het belangrijk zijn of haar gewicht goed in de gaten te houden. Thuis kunt u uw kat wegen en bij ons op de praktijk tijdens het spreekuur wordt uw kat ook gewogen. Zo kunnen wij goed in de gaten houden m.b.v. een grafiek in ons systeem hoe het verloop is over een langere tijd.

            Bij een oudere kat zijn er een aantal veel voorkomende aandoeningen die kunnen zorgen voor vermagering. Meestal ondanks een goede eetlust.

            Hieronder staan enkele voorbeelden

            • Hyperthyreoïdie ofwel een overactieve schildklier: Uw kat vermagert vaak ondanks een goede eetlust, drinkt en plast meer, is vaak erg actief en soms zien wij ook braken en diarree.
            • Diabetes Mellitus ofwel suikerziekte: Hierbij valt naast het afvallen van uw kat, vooral het vele drinken en plassen op.
            • Maagdarmproblemen bijvoorbeeld een chronische darmontsteking: Waarbij naast het afvallen van uw kat een veranderde eetlust aanwezig is. Het kan zijn dat er meer wordt gegeten, maar soms ook  minder. Diarree en braken kan ook voorkomen.
            • Chronisch nierfalen: Katten hebben hierbij vaak een slechtere eetlust, wat in het begin soms nog wat variabel kan zijn. Zij drinken en plassen meer dan anders en soms gaan zij ook braken.
            • Gebitsproblemen: Bij pijn in de bek kunnen katten stoppen met eten, maar zeer vaak zien wij dat zij ondanks de pijn en een slecht gebit toch blijven eten.
            • Oudere katten lijden vaak ook aan artrose, waardoor chronische pijn leidt tot vermageren.

            Het is belangrijk om te onthouden dat oudere katten vaak meer dan één probleem kan hebben!

            Door onze uitgebreide mogelijkheden kunnen wij u en uw kat helpen om op zoek te gaan naar de oorzaak van het vermageren van uw kat. Mocht het zo zijn dat één of meerdere van bovenstaande symptomen, zoals bijvoorbeeld veranderde eetlust, veel drinken en plassen, u is opgevallen neem dan contact met ons op. Dan maken wij een afspraak met u op één van onze Plusdierenklinieken.

            Voedselallergie

            Eliminatiedieet

            Om te onderzoeken of uw kat een voedselallergie heeft, krijgt uw dier acht tot tien weken een eliminatie dieet voorgeschreven.

            Er zijn twee opties: een commercieel dieet geven dat alleen bij dierenartsen verkrijgbaar is of zelf koken.

            Het voordeel van een commercieel dieet is, dat daar alle benodigde voedingsstoffen in zitten. Dit dieet kan zonder problemen langere tijd gegeven worden. Het zelf gekookte dieet kan alleen tijdens het eliminatiedieet gegeven worden. De kosten voor een commerciële voeding en zelf koken is voor een gemiddelde kat (vier kg) nagenoeg gelijk.

            Niets anders

            Heel belangrijk is dat uw dier naast het dieet NIETS anders eet. Dus geen snoepjes / koekjes / kauwstaafjes / tafelresten e.d.! Ook een lepeltje melk of slagroom doet de werking van het dieet te niet! Maak dit goed duidelijk aan alle huisgenoten en bijvoorbeeld ook bezoek. Als beloning kunt u de brokjes van de voeding meenemen. Krijgt uw dier ook medicatie? Vraag uw dierenarts of die wel gegeven kunnen worden in deze periode. Met namelijk 'smakelijke' tabletten kunnen problemen geven.

            Effect

            De eerste drie tot vier weken ziet u vaak weinig verandering, wel belangrijk is dan door te zetten. Binnen zes weken moet er wel verandering te zien zijn (duidelijk minder jeuk, minder rode huid/pukkeltjes/korsten) en binnen acht tot tien weken moeten de klachten helemaal verdwenen zijn. Als u zelf de maaltijden kookte, moet u daarna overstappen op een commercieel hypo-allergeen dieet (bij ons verkrijgbaar).

            Wij verzoeken u na vier tot vijf weken telefonisch door te geven hoe het met uw kat gaat. Aan het eind van de uitprobeerperiode (dus na acht tot tien weken) laat u het dier controleren, bij twijfel kan dat natuurlijk ook tussendoor. Gaat het goed met het hypo-allergene voer, dan kunt u ander voer of snoepjes e.d. gaan uitproberen. Hierbij mag u slechts één nieuw voedingsmiddel per twee weken toevoegen. De meeste mensen beginnen met een (hypo-allergene) beloning. U kunt in een dagboek bijhouden of uw dier een bepaald middel wel of niet verdraagt. Bij het geven van iets nieuws waar uw kat allergisch voor is, krijgt de kat meestal binnen een paar dagen weer jeuk. Stop dan onmiddellijk en geef daarna minimaal één tot twee weken weer alleen de hypo-allergene voeding tot de huid weer helemaal rustig is.

            Er kunnen drie uitkomsten zijn van deze test:

            • Uw dier is binnen acht tot tien weken geheel klachtenvrij. Voedingsallergie is hiermee vrijwel zeker. Om het echt te bewijzen en uit te sluiten dat het geen toeval is geweest,  krijgt uw kat weer het oude voer, het zogenaamde 'provoceren'.
            • Uw dier reageert in het geheel niet. U ziet dus geen enkele verbetering binnen zes weken. Belangrijk is dan de huid te laten controleren op bijkomende infecties (mijten, bacteriën of gisten). Is de huid verder schoon, dan is een voedingsallergie niet waarschijnlijk. Alleen in een enkel uitzonderingsgeval zal een kat ook allergisch kunnen reageren op een ingrediënt van de dieetvoeding.
            • U merkt wel na zes tot tien weken een duidelijke verbetering (minder jeuk, minder rood, minder pukkeltjes), maar de klachten zijn niet geheel over. Is er wel strikt aan het dieet gehouden? Dan is het mogelijk dat er een combinatie is van een voedingsallergie met een allergie voor stoffen in de omgeving van de kat (atopie). Neem contact op met de dierenarts.

            Vlooienallergie

            Een vlooienallergie is de meest voorkomende oorzaak van (aanhoudende) jeuk bij  katten. Meestal onstaat deze allergie bij jonge dieren, maar het kan op iedere leeftijd ontstaan. Een allergie moet namelijk worden opgebouwd. Dit houdt in dat pas na herhaald contact met vlooien de allergie kan ontstaan.

            Een kat met een vlooienallergie heeft meestal veel jeuk en krabt zich  vaak. Vooral op de huid van de achterhand en rug treedt daardoor irritatie (roodheid, huidbeschadiging) en kaalheid op. Dit kan zich uitbreiden over het hele lichaam, waarbij overal kleine wondjes en korstjes ontstaan. Dit beeld wordt 'miliaire dermatitis' genoemd. Een miliaire dermatitis kan vele oorzaken hebben, maar vaak ligt er een vlooienallergie aan ten grondslag.

            Als de dierenarts een vlooienallergie vermoedt, zal hij/zij eerst op zoek gaan naar de boosdoener: de vlo. Het speeksel van de vlo, dat bij een beet in de huid van de kat terecht komt, veroorzaakt de allergische reactie. Uit onderzoek is gebleken dat sommige katten al last van hun allergie kunnen krijgen van één vlooienbeet in de twee weken! Helaas is het zo dat deze beestjes kunnen springen en er na een beet weer vandoor kunnen gaan. Heel vaak worden de vlooien dan ook niet meer aangetroffen. Wel zijn er vaak vlooienpoepjes te vinden: kleine zwarte korreltjes. Het onderscheid met zand/aarde kunt u maken door wat van deze zwarte korreltjes tussen wit, nat keukenpapier te wrijven. Bij vlooienpoepjes onstaat er een bruin/rode verkleuring van het papier. Dit is bloed van de kat dat in de ontlasting van de vlo terecht komt. Om vlooienallergie te bewijzen kan er ook een allergie-test worden gedaan.

            Een andere manier om een vlooienallergie vast te stellen (en tevens te behandelen) is trachten de vlooien 100% te weren. Binnen enkele weken zijn de klachten dan verdwenen. Ouderwetse vlooienbandjes werken niet afdoende: ze werken te lokaal en tegen de meeste banden is al resistentie bij de vlooien ontstaan. Gelukkig zijn er tegenwoordig goede  spot-on middelen en nieuwe banden die zeer veilig zijn voor mensen en een zeer goede bescherming van het dier geven. Voorbeelden hiervan zijn STRONGHOLD, ACTIVYL en SERESTO. Belangrijk hierbij is dat alle dieren in huis tegelijk behandeld worden. Omdat vlooien zich in huis het hele jaar kunnen ontwikkelen (door centrale verwarming), moet de vlooienbestrijding ook het hele jaar worden volgehouden. Zie ook de brief over vlooienmiddelen.

            Bij heftige klachten is, naast een zeer goede vlooienbestrijding, het soms ook nodig de jeuk van uw kat te bestrijden. Dit kan met tabletten of injectie. Hiervoor worden corticosteroïden gebruikt. Omdat deze middelen op de langere duur vervelende bijwerkingen kunnen geven, proberen we het gebruik hiervan te beperken.

            Als de klachten van jeuk toch aanhouden ondanks een intensieve vlooienbestrijding, is er waarschijnlijk sprake van een andere allergie. Er moet dan gezocht worden naar een andere oorzaak, bijvoorbeeld een voedselallergie, of allergie voor iets in de omgeving.

            Ziektekostenverzekering

            U en uw gezin zijn verzekerd tegen ziektekosten. Dit is verplicht, maar u ziet er ook de noodzaak van in. U wilt dát wat u dierbaar is graag goed beschermen en verzorgen. Heeft u een dure medische behandeling nodig, dan betaalt uw zorgverzekering de rekening. Gelukkig is dit ook mogelijk voor uw geliefde huisdier; huisdierenverzekering? Zeker het overwegen waard!

            Op het gebied van diergeneeskunde is tegenwoordig veel mogelijk. Met de juiste medische zorg kan uw kat langer en in goede gezondheid leven. Sommige behandelingen zijn echter duur. Uw kat kan ernstig ziek worden of betrokken raken bij een ongeval. Dit kan honderden of zelfs duizenden euro’s kosten. Sterker nog, het leven van uw dierbare huisdier kan soms afhangen van een financiële afweging. Een vreselijk dilemma. Met een zorgverzekering voor uw kat kunt u deze nare afweging voorkomen. Voor een vast maandelijks bedrag is uw kat verzekerd van de beste medische zorg en komt u niet voor financiële verrassingen te staan.

            In Nederland lopen we sterk achter wat betreft het aantal verzekerde dieren. In omliggende landen is het heel normaal om je dier te verzekeren en is meer dan de helft verzekerd. Eigenaren geven vaak aan dat de medische kosten voor hun huisdier tegenvallen. Dierenartsen moeten helaas regelmatig (optimale) zorg achterwege laten en zelfs dieren euthanaseren vanwege de financiële situatie van de eigenaar!

            Als u denkt dat u geen verzekering nodig heeft omdat u de medische kosten wel kunt betalen, sta dan even stil bij het volgende:

            • Wist u dat een kater die niet kan plassen door blaasgruis een spoedgeval is? En dat deze dieren vaak ernstig ziek zijn, en moeten worden opgenomen? Dat de kosten daarvoor minimaal €350,- zijn, los van alle na-controles en een eventueel noodzakelijke operatie?
            • Wist u dat de meeste eigenaren bij een bezoek 's nachts aan de dierenarts meer dan €100,- moeten afrekenen?
            • Wist u dat als u kat aangereden wordt en "alleen maar" zijn bovenbeen heeft gebroken dat u bij de specialist orthopeed minimaal €1000,- kwijt bent?
            • Wist u dat een darmoperatie met alle onderzoeken van tevoren (medicijnen, consulten, röntgenfoto's/echo), de operatie en nazorg vaak minimaal €600,- kost?
            • Wist u dat in de meeste gevallen deze bedragen meteen totaal voldaan moeten worden?

            Weet u het zeker dat uw dier geen verzekering nodig heeft?

            Kunt u zonder zorgen een onverwachte uitgave van zo’n € 1500,- betalen? Dan is het misschien niet nodig om een verzekering af te sluiten. Maar dat is niet voor iedereen altijd mogelijk. Door het afsluiten van een huisdierenverzekering weet u als eigenaar van uw kat, dat u goed voorbereid bent op onverwachte medische kosten. Een prettige zekerheid.
            In Nederland zijn er meerdere goede zorgverzekeringen voor dieren waarbij Petplan de grootste is. Een identificatiechip is altijd verplicht bij het afsluiten van een verzekering, maar wordt ook meteen vergoed. En nee, misleidende "kleine lettertjes" bestaan niet meer, maar er zijn altijd regels: oftewel de polisvoorwaarden. Lees deze dus goed door voordat u tekent, dan komt u later niet voor verrassingen te staan.

            Dierenartsen hebben op geen enkele wijze financieel binding met een zorgverzekeraar en zijn dus onpartijdig. Wel maakt het ons beroep een heel stuk leuker en makkelijker als de eventueel beperkte financiële situatie van de eigenaar niet onze medisch handelen hoeft te beïnvloeden!

            Terug naar Katten